20 juni – Na het bezoek aan Grimeton vinden we een keileuk plekje in Sjönevad, jaja, aan een meer, alweer. Het is hier in het zuiden best wel drukker en de zomer is natuurlijk op kruissnelheid. Maar als we daar aankomen lijkt er wel een festival aan de gang. We willen de GPS volgen naar het meer maar we moeten langs weilanden die vol campers staan. Even vrezen we dat die hier allemaal zijn voor het meer, dat kan toch niet? Maar als we eenmaal de juiste weg gevonden hebben, leidt de weg naar het meer ons weg van de campers en caravans… vreemd. Aan het meer is het ook wel gezellig druk maar we vinden achterin nog wel plek.
We horen de hele middag muziek komen van over het meer, vanuit de richting waar de caravans en campers staan. Nikki begint online te zoeken en we komen uit op een festivalletje, meer bepaald een accordeonfestival. Nikki heeft er niet echt zin in, maar ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en wandel er toch heen. Het festival loopt al tegen zijn einde aan, maar er is nog veel sfeer. Wie denkt aan een festival zoals in België, met een massa volk opeengepakt, duur bier en vettige frieten terwijl een band vanop een podium je trommelvlies bewerkt, is er aan voor de moeite. Het is gewoon een gezellige bijeenkomst, of belegering, van het piepkleine dorp. Overal staan caravans en campers met groepjes Zweden die bij elkaar zitten, wat drinken en vooral muziek spelen. Her en der zijn kleine podia voorzien – al zijn de meeste plekken waar groepjes mensen muziek maken gewoon op het gras of in de portiek van een huis. Ik wandel terug en overtuig Nikki om mee te komen kijken. Ik denk wel dat ze blij was dat ze nog even meegekomen is, want veel authentieker wordt het echt niet. Helaas zijn er qua beeldmateriaal enkel wat korte filmpjes gemaakt met mijn bijna lege smartphone, maar die komen nog wel op Youtube terecht, ooit.
We blijven toch twee nachten staan op deze plek. We halen de kayak nog eens boven en doen een tocht op het meer. Er wordt wel meer gekampeerd door jongeren uit de buurt. Ze nemen hun kano of kayak en trekken er een nachtje op uit. Ofwel nemen ze hun tent mee of ze maken gebruik van één of andere bivak.
Op 22 juli rijden we naar onze laatste stop in Zweden. Het weer is een beetje aan het omslagen. De laatste stop vinden we aan een natuurgebied in de buurt van Södra Sandby. De parking is niet veel soeps, maar zo dichtbij Lund en verderop Malmo leek dit het enige echt groene stipje in de omtrek. We gaan wandelen en laten ons verrassen als uilskuikens! De regen begint met bakken uit de lucht te vallen en we moeten schuilen aan een Grillplats/bivak.
Na een halfuurtje later besluiten we toch verder te gaan. Doorweekt komen we uiteindelijk weer aan bij de bus. De rest van de dag blijft het wisselvallig en steken we niet veel meer uit. We vinden het niet zo heel erg: aangezien er de komende week regen voorspeld werd, waren we iets gemotiveerder om de terugweg via Denemarken aan te vangen…
De Westkust van Denemarken
Mijn ouders zijn op dat moment in Denemarken. Terwijl wij stilaan naar Malmo aan het afzakken waren, zijn zij aan het afzakken van het noorden van Jutland. Van Denemarken hadden we nog niet veel gezien, gewoon er snel doorgereden via de snelweg. We besluiten af te spreken rond Esbjerg. Hier heb je de waddenzee met verschillende eilanden. Dat loopt dan door in Duits grondgebied en verderop uiteraard in Nederland. We rijden dus een stevig eindje door, over de twee lange tolbruggen heen om dan uiteindelijk halt te houden op Funen, het eiland net ten oosten van Jutland, het grootste stuk van Denemarken. We parkeren ons aan een meer, helemaal nog in Zweedse stijl. In tegenstelling tot Zweden, nodigt dit meer niet echt uit om er in te springen, en we vragen ons af of het wel mag. Denemarken is helemaal niet te vergelijken met Zweden. Het voelt allemaal wat Belgischer aan, er is meer bebouwing overal, nagenoeg geen wilde natuur waar je stommelings aankomt, meer mensen, meer verkeer en meer regeltjes… Na de wandeling rond het meer, besluiten we ons wat verderop te plaatsen, verder weg van de drukke weg.
Op de tweede plek voelen we ons meer op ons gemak. De onverharde weg leidt ons iets verder van de baan weg, maar toch is het er behoorlijk druk. Veel locals komen er hun avond spenderen en quasi elk vrij plekje rond het meer in ingenomen. Ook hier houdt de jeugd van een avondje aan het meer, maar de sfeer was er toch iets uitbundiger dan in Zweden. Er zijn verschillende plekken met schuilhutten en barbecue-plaatsen, net zoals in Zweden. Hier en daar zien we tentjes staan, ook hier houden de mensen wel van de natuur en kamperen.
Na een leuk stel Polen ontmoet te hebben – Polen babbelen over het algemeen niet zo snel – gaan we verder richting Esbjerg. Er staat een stevige bries als we op het nieuwe plekje aankomen. Vlak onder een windturbine, zo’n ding maakt echt lawaai als je er vlak onder staat. Nope, hier blijven we niet staan. We maken wel een strandwandeling, we zijn nog niet echt onder de indruk, er is veel industrie te zien aan en rond de kustlijn. Enkele mannen zijn iets aan het zoeken in het slib op het strand. Ik moet natuurlijk weten wat en spreek een van de mannen aan. Ze spitten het slib om en zoeken een soort worm. Die wormen zijn blijkbaar gegeerd door Duitsers als lokaas voor vis. Weeral iets geleerd! We zoeken toch maar een andere plek op, weg van de windmolen en we stranden uiteindelijk aan Sneum Sluse, een sluis dus waar het water in de polder gereguleerd wordt. Bij vloed sluiten de poorten zich en bij eb stroomt het water uit de polder de zee in… Buiten een parking en een shelter/bivak staan er hele oude vissershuisjes uit het begin van de 20e eeuw die zich ondertussen verpopt hebben tot supergezellige vakantiehuisjes. Het weer zit mee en we klauteren over de dam en lopen enkele kilometers tussen de schapen.
Ondanks het feit dat de parking weinig voorstelt, zijn de voorzieningen best wel ok. Er is een natuurtoilet ter beschikking, een ronde hut met bankjes en informatiefolders en een heuse bivak die best wel knus is. Bovendien kan je de plexiglas deur dichtschuiven zodat je beschut zit tegen de elementen. We krijgen wel de indruk dat Denemarken heel fietsvriendelijk is. Tijdens onze wandelingen passeerden we al enkele fietsers die duidelijk voor langer dan één dag onderweg waren.
De dag nadien arriveren mijn ouders in hun camper. Ze zijn ook aan het afzakken richting belgenland. Het is de eerste keer dat we mekaar onderweg tegenkomen. Vooral omdat zij meestal in Scandinavië zitten en wij toch vooral het zuiden van Europa aandeden.
We picknicken aan het bankje, tegen de late namiddag krijgen we bezoek van een norse Deen op een fiets. Hij benadrukt dat het niet de bedoeling is dat we langer dan 24u blijven staan. Oeps, wij staan er eigenlijk wel al van de avond ervoor, maar ik denk niet dat hij dit al wist of gezien heeft. Eens we hem duidelijk gemaakt hebben dan we geen Duitsers zijn – ineens verstaan we ook geen Duits meer – ontdooit hij wat. Blijkbaar zijn Duitsers hier niet zo populair, behalve als het is om wormen aan te verkopen. Enfin, verbaast ons ook niets, Duitsers zijn dan ook oververtegenwoordigd in camperland en een kleine minderheid is niet zo goed opgevoed. Dan krijg je snel een slechte naam. Wij hebben veel Duitse vrienden en ze vinden het zelf ook jammer dat enkelingen een hele nationaliteit een slechte naam geven. Toch een klein voordeel als Belg: we zijn al vrij zeldzaam in het buitenland en we zijn ook niet de grootste babbelaars. Dat maakt dat we toch vaak het voordeel van de twijfel krijgen, en mensen slaan al eens graag een praatje met ons omdat ze eigenlijk nog nooit of zelden een Belg zijn tegengekomen. ’t Gaat dan natuurlijk vaak over frieten, Brugge en bier én even uitleggen dat we niet allemaal Frans praten… Ok, terug naar het verhaal. Bij valavond spotten we nog een zeehond die zit te vissen vlak voor de sluis, die nu openstaat.
Wandelen over water
26 juli – We rijden naar een parking voor het eiland Mandø. Een populair waddeneiland voor de Deense kust. Elke dag rijden tractors met trailers vol toeristen af en aan het eiland. Er zijn twee ‘wegen’. de ene is eerder een pad, aangeduid door takken die in het zand steken. Daar dient die tractor dus voor, met een ander voertuig kom je er niet door. De andere weg is iets ‘beschaafder’ en is een onverharde weg over een dijk. Vergis je niet, die dijk loopt bij vloed ook nagenoeg geheel onder water. Je moet dus goed opletten wanneer je over de weg gaat rijden. Hoewel menig camperaar er geen graten in ziet, zou ik het toch niet wagen in onze Nigel. Sommige plekken van de weg bestaat gewoon uit dikke, losse keien, en ik kan me goed voorstellen dat je vanuit stilstand niet meer weggeraakt. Als dan het water opkomt…brrrr, moet er niet aan denken.
Nu goed, we hebben geen plannen om naar het eiland zelf te rijden. Daar is namelijk weinig tot niets te zien. Er is natuurlijk een café en restaurant die goed boeren dankzij de tractorvrachten toeristen die daar afgezet worden, en daar enkele uren moeten spenderen – en tot de vaststelling komen dat er weinig te zien is – een lucratieve business als je ’t mij vraagt… Wij beslissen om over de oude weg, bij eb, naar de andere weg te wandelen. De oude weg bereikt namelijk de nieuwe weg ergens halverwege. Volledig naar het eiland wandelen zou te ver zijn. We beginnen de wandeling blootvoets en waden door het water. Ahja, zonder rubberlaarzen heb je weinig keuze. We wandelen tussen de boompjes/takken die de weg aanduiden. Uiteraard kan je ook dit enkel doen wanneer het eb is en dan best nog voor het water het laagste punt bereikt heeft, of je zou wel eens terug moeten zwemmen. Onderweg worden we nog ingehaald door zo een tractor die een aanhangwagen met toeristen trekt. Wanneer we aan de wandeling starten, staat de weg nog een klein beetje onder water, enkele minuten later komt de weg droog te staan… Mijn oudjes zijn slimmer en doen direct hun wandelschoen aan. Wij halen nog wat onze voeten open aan scherpe schelpen en stenen…
Nog een kleine tip: eens je op de dijk (de ‘nieuwe weg’ dus) bent geklauterd kan het handig zijn om iets mee te nemen om al het slib van je voeten en je benen te schrapen, zodat je met propere voeten in je schoenen kan. We wandelen terug over de dijk en kruipen weer in onze camper. In de verrekijker zien we hoe de weg terug geclaimd wordt door het water en de dijk op sommige plekken ook volledig kopje onder gaat…
En nu naar huis!
De dag erna nemen we afscheid van mijn makers en stoppen we nog een laatste keer in Denemarken. In het dorpje Møgeltønder is nog een kasteel te bezoeken met een mooie tuin en een heel goed bewaarde straat met kasseien én authentieke huisjes. Er is ook een parking waar je mag overnachten mits je geen campinggedrag vertoont (lees: geen stoelen etc buiten). We verkiezen toch weer een parking aan een sluizencomplex aan de kust. Daar staat ook nog een uitkijktoren mét (gratis) verrekijker op een sokkel. De verrekijker is van Swarovski, gene krot dus. Bij ons zou die daar niet lang blijven staan, denk ik. Hier hebben de mensen duidelijk wel respect voor natuur en infrastructuur, je ziet ook nergens graffiti.
En daarmee sluiten we Denemarken af. We rijden verder via kleine weggetjes langs de kust. We zien zelfs geen bordje staan maar plots zijn de straatnamen heel Duits, we zijn in Duitsland aangekomen. Voor Hamburg stoppen we op de parking van een natuurgebied. In het veld naast de parking staat een paar grote antennes. Nerdmode aan! Ik zoek even op waar we zijn: in Pinneberg. Meteen herinner ik me van waar ik die naam ken: deze antennes sturen weerberichten door die hoofdzakelijk door de scheepvaart gebruikt worden. Ik heb zelf thuis al eens zo’n ‘fax’ binnengetrokken met een kaart van de weersvoorspellingen. Bon, onder de radioamateurs dus een gekend fenomeen. Ik laat de antennes voor wat ze zijn en we kijken buiten naar de Formule 1 race. We maken ook een plan om ’s morgens heel vroeg voorbij Hamburg te rijden, om de files te vermijden. We vertrekken rond een uur of 5 in de ochtendmist. Uiteindelijk hebben we toch een beetje file. Voorbij Hamburg zoeken we een nieuw plekje en gaan weer slapen. Dit is de eerste keer dat we zoiets doen. Of we er veel tijd mee gewonnen hebben, betwijfel ik… Wanneer we uitgeslapen zijn, rijden we in één ruk weer naar België, het zit erop!
Terugblik
Zweden is ons enorm bevallen. Er was even twijfel of we nu naar Zweden of Denemarken zouden gaan, ik denk dat we blij zijn dat we uiteindelijk doorgereden zijn. Denemarken willen we uiteraard nog wel een keer aandoen en bezoeken, maar 6 weken Denemarken zou te lang zijn voor ons. Zweden was een openbaring en we begrijpen nu dat veel mensen graag op reis gaan naar Scandinavië. We begrijpen dat Noorwegen nog veel wilder en woester is dan Zweden, daar moeten we dus ook zeker nog passeren. Buiten de prachtige natuur, ervaarden we allebei dat er een soort deken van rust over Zweden ligt. Het is moeilijk te omschrijven in woorden, maar de samenleving daar is veel minder gejaagd dan wat we hier gewoon zijn. Er loopt natuurlijk ook veel minder volk rond op dan hier, dat helpt ook. We houden van de ongeëvenaarde vrijheid die je daar als camperbewoner hebt, het feit dat je bijna overal vrij kan staan én het respect dat iedereen heeft voor de natuur en medemens is geweldig. Of het daar altijd even plezant is – in de winter, zeg maar – laat ik nog even in het midden, maar zomers in Scandinavië willen we nog wel meepikken.
Lieve lezer, bedankt om mijn verhaal te volgen, ook al komt het een halfjaar na datum pas naar boven. Terwijl ik dit laatste artikel van de reeks afsluit, staan we klaar om naar Spanje te vertrekken, want na een halve winter in België, zijn we toch weer toe aan een streepje zon en wat warmer weer.
Weer met heel veel plezier gelezen!
Mooie foto’s , vlot geschreven, doet goesting krijgen!
Have fun in Spain mijn lieve schatten , Enjoy the sun, each other and the freedom❤️❤️
benieuwd naar jullie volgende avonturen !!!